Terug naar overzicht

‘We gaan met Koppeltaal over de grenzen van de GGZ heen’

In dit interview vertelt Adriaan Blankenstein, voorzitter raad van bestuur VZVZ, over zaken zoals de balans tussen strakkere regie en innovatiekracht en het belang van Koppeltaal om blended care in behandelingen overal in de zorg te verbeteren. "Koppeltaal is binnen de GGZ, met de GGZ en door de GGZ ontwikkeld. Het is mooi om te zien hoe die twee werelden samen aan co-creatie gedaan hebben."

Afsprakenstelsel Koppeltaal gaat een volgende fase in. Had VZVZ (Vereniging van Zorgaanbieders voor Zorgcommunicatie) voorheen operationele verantwoordelijkheid en lag het intellectueel eigendom bij de Stichting Koppeltaal, vanaf 2022 gaat de dienstverlening volledig over naar VZVZ. In drie interviews kijken we naar verleden, heden en toekomst van Koppeltaal en de rollen die het bestuur van de stichting, VZVZ en de nieuwe Eigenaarsraad van Koppeltaal hebben gespeeld of gaan spelen. In dit interview vertelt Adriaan Blankenstein, voorzitter raad van bestuur VZVZ, over zaken zoals de balans tussen strakkere regie en innovatiekracht en het belang van Koppeltaal om blended care in behandelingen overal in de zorg te verbeteren.

 

Koppeltaal is binnen de GGZ, met de GGZ en door de GGZ ontwikkeld. Het is mooi om te zien hoe die twee werelden samen aan co-creatie gedaan hebben

“Dat zal ook na de overgang van Koppeltaal als dienstverlening naar VZVZ zo blijven, want dat vinden we veel toegevoegde waarde hebben, stelt Adriaan Blankenstein. "Tegelijkertijd gaan de stakeholders van Koppeltaal een volgende fase in. Wat eerst alleen een afsprakenstelsel was voor blended care binnen de GGZ, moet nu ook voor de medisch-specialistische zorg en het burgerdomein beschikbaar komen. “De zorg houdt natuurlijk niet op bij de medische wereld, maar gaat ook de wijken in. Het is een hele keten van zorg en welzijn.”

Daarnaast komt er nu een fase van opschaling. Waar Koppeltaal in de eerste periode werd ontwikkeld door een relatief klein gezelschap en met beperkte functionaliteit, zie je volgens Blankenstein nu dat het stelsel met zijn functionaliteiten gereed is om massaler gebruikt te worden.

Als je kijkt naar het aantal feitelijke gebruikers, dat schiet omhoog en dat zal zo doorgaan.

 

Onder de motorkap

Natuurlijk hoeven die gebruikers – zorgverleners en cliënten/patiënten – helemaal niet stil te staan bij het feit dat er voor gegevensuitwisseling tijdens een behandeling Koppeltaal ingezet wordt. Een afsprakenstelsel is niet de functionaliteit die organisaties, behandelaars en cliënten gebruiken. Het is de basis waarop die functionaliteiten rusten.

Blankenstein: “Die functionaliteiten kristalliseren zich uit tijdens het gebruik. Nu zijn we toe aan hogere eisen en nieuwe functionaliteiten. Dat moet het afsprakenstelsel kunnen blijven faciliteren. Reden ook waarom Koppeltaal 1.x toe was aan een technische update. Koppeltaal 2.0 is een logische vernieuwing, gebaseerd op de opgedane ervaringen in de eerste fase en up-to-date met de laatste technologische standaard.”

 

Hoe gaat die vernieuwing er in de praktijk uit zien?

“Omdat we nu in een volgende fase komen met grootschaliger gebruik en ook meer diversiteit aan gebruikers, wordt het tijd voor een wat strakker beheer. Er moet een goede balans komen tussen flexibiliteit – want de innovatiekracht moet wel blijven – en stabiliteit – want met zoveel gebruikers mag Koppeltaal als dienst natuurlijk ook niet meer onderuit gaan.”

“Dat is ook een belangrijke reden voor de overdracht van Koppeltaal als dienst aan VZVZ, dat hier met platforms zoals het LSP en LSP+ al ervaring mee heeft. De technologie en architectuur moet stabiel zijn, zonder de innovatie te hinderen. En ze moeten voldoen aan eisen die verschillende omgevingen stellen, van kleine zorginstellingen in de care tot grote ziekenhuizen.”

VZVZ zal Koppeltaal beheren, maar tegelijkertijd ondersteunend blijven aan de ICT-community en zorgorganisaties die het stelsel verder willen helpen ontwikkelen. Want de technologie moet weer ondersteunend zijn aan de veranderende eisen en behoeften van cliënten en behandelaars.”

 

Er zijn al diverse afsprakenstelsel en raamwerken, zoals MedMij, de VIPP-regelingen, Twiin. Denkt u niet dat organisaties gaan zeggen: waarom ook nog Koppeltaal?

Het uitgangspunt moet altijd zijn: als het niet nodig is, moet je het niet gebruiken. Maar er is een schaarste aan zorgcapaciteit en een groeiende vraag naar zorg. Alles dat die zorg handiger, efficiënter of eenvoudiger kan maken, moet je dus inzetten.

"De toegevoegde waarde van Koppeltaal zit in het stukje van eHealth en blended care, de mix van fysieke en digitale ondersteuning. Omdat digitaal hierin een groeiende rol krijgt, heb je daarvoor goede en simpele functionaliteiten voor digitale gegevensuitwisseling nodig. Dat element zit niet in andere stelsels zoals MedMij of AORTA. Dus Koppeltaal is een omgeving die een lacune opvult en het mogelijk maakt dat werelden van professional en cliënt op het behandelvlak gecombineerd worden. Daarbij zie ik een initiatief als Twiin als een overkoepelend stelsel waarbij Koppeltaal één van de loten aan de tak is die kan schakelen met bijvoorbeeld MedMij voor het PGO-deel en LSP+ voor uitwisseling tussen professionals.”

 

Koppeltaal is tot wasdom gekomen in de GGZ, maar jullie zien er ook mogelijkheden voor buiten die sector. Hoe gaan jullie die boodschap naar buiten brengen?

“Volgens mij is dat nog de makkelijkste taak. Mensen die de functionaliteiten zien, zullen snappen dat hiermee uitwisseling van informatie via eHealth-toepassingen binnen blended care, als onderdeel van het totale patiëntdossier, vereenvoudigd wordt. Waarom zou men dan het wiel zelf uitvinden? Dat geldt ook voor de ICT-community. Het was zeker zo dat die concurreerde op de eigen architectuur als onderscheidend element. Maar steeds meer partijen merken dat het handiger is samen te werken en kennis te delen voor de architectuur en te concurreren op dienstverlening daar bovenop. Overigens zie ik dat helaas nog veel te weinig, zeker in de commerciële wereld. Dat is niet in het belang van de patiënt of de zorg. En deze ICT-community doet dat veel slimmer en maatschappelijker, zodat alle gezamenlijke energie gestopt kan worden in nieuwe functionaliteiten en niet in het kopiëren van wat er al was, maar net in een ander jasje.

Ik verwacht dat dit ook over de grenzen van de GGZ heen zal gaan. Het is niet allemaal roze hoor, maar als je zowel vanuit de zorgverleners- en ICT-kant als vanuit patiëntvertegenwoordigers zegt: we moeten voor de basis samenwerken, dan moeten aarzelende partijen denk ik wel meekomen. De dodo is ook niet voor niets uitgestorven. Zeker in een snel ontwikkelende markt als de ICT loop je een groot risico als je niet meegaat met nieuwe ontwikkelingen.”

 

Vanaf 2022 is het echt zover, dan valt Koppeltaal volledig onder jullie verantwoordelijkheid. Hebben jullie al een tijdspad in gedachten voor nieuwe ontwikkelingen?

“Ik vind het lastig om dat al in detail te schetsen. We hebben genoeg ideeën en initiatieven, zoals uitbreiding van Koppeltaal van het medische naar het burgerdomein. GGZ wordt door specialistische en generieke instellingen geleverd, intra- en extramuraal. We willen graag die hele keten bedienen. Maar we moeten ook in het achterhoofd houden dat zowel de zorg- als de ICT-sector momenteel overbelast zijn als gevolg van de coronacrisis. Die heeft ook de ICT-budgetten bij de overheid,  zorgaanbieders en zorgverzekeraars aardig leeggegeten. We moeten dus zorgvuldig kiezen wat we wel of niet doen en wanneer en daar met zijn allen – zorgaanbieders, ICT-community, VZVZ en patiëntvertegenwoordigers – de focus op leggen.”